02-10-2015 ‘Hoogbegaafdheid en autisme’

In Archief Delft by HB-Café Delft

Hoogbegaafdheid en autisme

Hoogbegaafdheid en autisme, een combinatie waar soms veel over te doen is. Er zijn veel overlappende kenmerken en het is soms lastig om de signalen goed te lezen.

Sanne Vink is GZ-psycholoog en cognitief gedragstherapeut, zij komt bij het HB-café Delft van het IHBV vertellen over autisme, ofwel PDD (die term gebruikt zij liever), de afkorting van de Engelse benaming Pervasive Developmental Disorder, wat hardnekkige ontwikkelingsstoornis betekent. PDD is een ontwikkelingsstoornis die vanaf jongs af aan aanwezig is (buiten de speciale gevallen bij NAH) en waar je je leven lang last van hebt, je kunt er niet van genezen. Sanne vertelt eerst uitgebreid wat PDD inhoudt en wat de verklaringstherorieen zijn, waarna vervolgens gekeken wordt wat de overeenkomsten dan wel verschillen zijn tussen PDD en hoogbegaafdheid.

Verder illustreert Sanne haar verhaal steeds met voorbeelden uit haar praktijk.

Op de vraag wat PDD is, kijken we even naar de DSM IV-omschrijving. Hierin is sprake van drie kernsymptomen, waarbij Sanne waarschuwt dat dit een algemene omschrijving van symptomen is en dat het er bij iedereen anders uit kan zien.

Dit zijn de genoemde symptomen in DSM IV:

  • Kwalitatieve beperkingen in sociale interactie (onder andere beperkte wederkerigheid in het contact, moeite met het aflezen van non-verbale signalen aflezen en moeite met afstemmen op gesprekspartner).
  • Kwalitatieve beperking in communicatie (onder andere een vlakke mimiek, mogelijke spraak-taalproblemen, weinig initiatief richting een gesprek en moeite met figuurlijk taalgebruik).
  • Stereotyp gedrag of stereotype (qua intensiteit of belangstelling) activiteiten (onder andere heel veel interesse hebben in ‘elastiekjes’ of ‘de treintijden van Rotterdam Centraal’). Sanne geeft aan dat die intense stereotype belangstelling vaak minder opvalt bij meisjes omdat de interesses die ze hebben meer ‘normaal’ tonen (bijvoorbeeld paarden of turnen).

 

Sanne geeft aan dat er verschillende gradaties van PDD zijn. Als alle drie de bovenstaande kenmerken duidelijk aanwezig zijn is er sprake van een autistische stoornis; is het beeld onduidelijk wordt er eerder gekozen voor de term PDD-NOS (not otherwise specified). Sanne noemt voor de volledigheid nog een aantal minder voorkomende vormen van PDD. Er wordt van Asperger gesproken wanneer PDD gezien wordt bij minimaal bovengemiddeld intelligente mensen. Zij kunnen met hun intelligentie hun beperkingen vaak compenseren. Dit verbloemt soms lang hun autistische aanleg, waardoor velen van hen pas op volwassen leeftijd gediagnosticeerd worden.

In de reactie van de mensen met PDD ervaart Sanne een tweedeling: de eerste groep bestaat uit mensen die zelf weinig problemen ervaren. Ze vinden het prettig om als solist te functioneren en vinden het geen probleem dat anderen hen als bot of te eerlijk ervaren. De tweede groep bestaat uit sensitieve mensen die balen van hun faalervaringen, graag vriendschappen willen hebben en verdrietig worden van hun beperkingen.

Tegenwoordig wordt PDD vooral gezien als een stoornis waarbij contextblindheid de achterliggende oorzaak is. Het beoordelen van een context, het verband waarbinnen iets zich voordoet, kost bij mensen zonder PDD 200 milliseconden. Ter vergelijking: knipperen met de ogen kost 400 milliseconden. Omdat PDD-ers hier mee moeite hebben lukt het hen niet om uit zichzelf passend gedrag te vertonen, dit moet hen expliciet aangeleerd worden. Denk aan taal, gedrag, kleding.

Echt manipuleren kunnen mensen met PDD dus niet, daarvoor moet je je namelijk kunnen verplaatsen in de ander. Anderen aflezen lukt niet, zichzelf duiden en zelfreflectie toepassen is ook moeilijk.

Het publiek in de zaal mag nu aangeven welke kenmerken die genoemd worden volgens hen ook van toepassing zijn op hoogbegaafdheid, daarna geeft Sanne haar mening hierover. Zij merkt ook nog op dat lang niet alle hoogbegaafden problemen hebben. Als ze in een omgeving leven die klopt en ze hun hersens mogen gebruiken gaat het goed. Sommige kenmerken van PDD vertonen hoogbegaafden wel maar die zijn dan het gevolg van eerdere negatieve (faal)ervaringen.

 

Overeenkomsten in uiterlijke verschijningsvorm Verschil tussen PDD en hoogbegaafd
——–> PDD: Hoogbegaafd:
Eigen spoor Onkunde Te snel
Solistisch Vanuit een natuurlijke behoefte Ervaring dat het alleen beter en sneller gaat. Kiezen daar door eerdere ervaring bewust voor.
Snel conflict Onbegrip voor beleving van de ander Onzekerheid
Perfectionistisch Enige overheersende interesse Verdieping van interesse.

Is gewoon het eigen niveau van functioneren

Snel gefrustreerd Overprikkeling. Teveel (sociale) prikkels overbelasten. Onderprikkeling. Hersens moeten bezig zijn, anders verliezen ze de aandacht.
Hoge eisen Rigide houding, niet kunnen aanpassen Passend bij eigen kunnen

 

Hulpzinnen voor hoogbegaafden die last hebben van een van bovenstaande eigenschappen: ‘Je hoeft niet altíjd je talenten te benutten’, en ‘Je hoeft niet altijd op je aller-effectiefst te zijn’.

Sanne Vink heeft een praktijk in Hendrik Ido Ambacht
Als je in contact wilt komen met haar kan dat via dit email-adres: info@vinkpc.nl

Verslag door Hilde Cromjongh