Hoogbegaafd is niet gek
Verslag HB-Café Zuid-West
Hoogbegaafd is niet gek; 15 september 2016
Het was de bedoeling dat Greet van den Berg zou komen spreken over hoogbegaafdheid en de geestelijke gezondheidszorg. Jammer genoeg moest zij op het laatste moment wegens ziekte afzeggen. Teamlid Wieteke Avontuur, werkzaam als sociaal psychiatrisch verpleegkundige, en Noks Nauta, bestuurslid van het IHBV en als zodanig nauw betrokken bij diverse onderzoeken en het bekendheid geven aan hoogbegaafdheid in de GGZ, hebben de avond overgenomen, maar uiteraard waren zij niet in de gelegenheid om een volledige vervanging voor Greet te bieden.
Vanwege de korte tijd moest er worden geïmproviseerd. Wieteke en Noks hebben dat vanuit hun deskundigheid en ervaring gedaan, maar aangezien die op een ander vlak ligt dan die van Greet, betekende dat ook dat er niet op alle vragen van de deelnemers een antwoord gegeven kon worden. Toch was het zeker een interessante avond, ook al omdat de ervaringen van deelnemers anderen verder konden helpen. Wat voor de een werkt, kan immers ook voor de ander werken. Ondanks de improvisatie kreeg dit HB-Café toch een hoge waardering: 7,8 voor onderwerp en inhoud, 7,7 voor de sprekers en een 8 voor de (nieuwe) locatie.
Uit de punten die de deelnemers ter tafel brachten, konden drie clusters worden gedestilleerd: diagnostiek, de relatie met de hulpverlener en de gevraagde hulp. Wat duidelijk naar voren kwam was dat veel hoogbegaafden worstelen met problemen waarmee ze in de reguliere GGZ niet terecht kunnen of waar ze geen gehoor vinden.
Een belangrijk punt was dat hoogbegaafdheid op zichzelf geen stoornis of ziekte is, maar dat er vaak wel veel uit voortkomt. En dat is heel divers: kenmerken van autisme en ADHD waardoor mensen in de problemen komen, het anders-zijn en niet-begrepen worden, teleurstelling in de maatschappij, maar ook het overanalyseren, rationaliseren en een groot zingevingsvermogen waardoor depressieve klachten optreden.
Cijfers uit één GGZ-instelling (niet-officieel) laten zien dat daar 14 procent van de cliënten hoogbegaafd is. Afgezet tegen de 2 tot 3 procent van de bevolking die kenmerken van hoogbegaafdheid heeft is, zijn dat schrikbarende aantallen. Noks bracht verder naar voren dat veel hoogbegaafden in meer of mindere mate al jong getraumatiseerd zijn door ervaringen die verband houden met hun hoogbegaafdheid.
Maar juist omdat hoogbegaafdheid geen medisch-psychiatrische factor is, kan de GGZ er zo weinig mee. “Hulpverleners kijken naar de DSM, de lijst met kenmerken van aandoeningen. Dat is onze bijbel”, vertelde Wieteke. “Het is een medisch model waarop behandelingen worden gebaseerd. Die behandeling is erop gericht te genezen of symptomen te bestrijden. Dat werkt voor het gros van de cliënten heel goed, maar hoogbegaafdheid is niet iets wat te behandelen of te genezen is.”
De problemen die eruit voortkomen, kunnen wellicht op onderdelen wel te behandelen zijn binnen de GGZ. Een aantal deelnemers gaf aan best baat te hebben gehad bij bijvoorbeeld therapieën voor ADHD. “Hebben hoogbegaafden misschien te hoge verwachtingen van de GGZ?’’, vroeg Noks zich af. “Niet alleen de hulpverleners zitten vast in een medisch model, ook hoogbegaafden zelf. Sommigen zoeken echt wanhopig naar een behandeling en een behandelaar. Als je een diagnose hebt, is er een therapie, zo is de gedachte. Ze hebben een technisch paradigma: er zit iets fout, dus los je het op. Maar misschien is dat helemaal niet meer relevant als hoogbegaafden anders gaan kijken naar zichzelf. Als je je hoogbegaafdheid beter leert begrijpen, en ermee leert omgaan, heb je de GGZ misschien wel helemaal niet nodig. Je moet ook niet in een Ferrari stappen als je net je rijbewijs hebt, want je vliegt geheid uit de bocht.”
Meer bekendheid met hoogbegaafdheid binnen de GGZ is zeer wenselijk, maar het is niet noodzakelijk dat een hulpverlener zelf ook hoogbegaafd is. Je vraagt immers ook niet aan een therapeut of die zelf ooit depressief of getraumatiseerd is geweest en het is ook niet gezegd dat een hoogbegaafde hulpverlener een goede match is. “Een goede klik, begrip en kennis van zaken zijn veel belangrijker”, meende Noks. “Dat weet je vaak niet vooraf, maar het heeft zeker zin om bijvoorbeeld bij de intake aan de orde te stellen wat jouw behoeften zijn en wat voor jou belangrijk is in de relatie met de hulpverlener.”
Duidelijk maken waarvoor je hulp vraagt, bleek overigens ook nog wel een dingetje. Wat het voor een behandelaar niet eenvoudiger maakt, is dat veel hoogbegaafden pas hulp gaan zoeken als ze het zelf echt niet meer weten. Maar dan zijn er vaak al zoveel radertjes ontspoord en is het al zo’n onontwarbare kluwen geworden, dat ze geen concrete hulpvraag meer weten te formuleren. Soms is dan de kluwen zelf het probleem geworden. Is het dan verwonderlijk dat de GGZ daar geen hapklare oplossing voor heeft?
Leren omgaan met hoogbegaafdheid en begeleiding door in HB (of HSP) gespecialiseerde coaches zou voor velen zeker een oplossing kunnen zijn, maar de financiering daarvan (want niet vergoed door de zorgverzekeraar) is een obstakel. Wat dan de alternatieve wegen zijn, bleef grotendeels onbeantwoord.
Greet van den Berg heeft daar wellicht wel antwoord op. Zij heeft aangegeven graag alsnog een keer te komen en op dat aanbod gaan we uiteraard graag in. Vanwege al geplande HB-Cafés zal dat volgend jaar worden. Ook de suggestie voor een HB-Café met een ‘cursus hoogbegaafd zijn’ is opgenomen in de lijst van aanbevelingen.
Aanwezig: 20 personen